Op een goede dag stonden er twee langwerpige schilderijen met hun voorkant naar de muur geplaatst. Ze smeekten gewoon om omgedraaid te worden en toen ik dat deed zag ik een lieflijke vrouwspersoon. *Een lentegodin, die met haar rug naar me toe stond gekeerd. Behalve een uitbundige bloemenkrans in de haren - welke in tedere lentetonen was geschilderd - was het schilderij ton sûr ton gehouden in verschillende schakeringen van cerise en scharlaken. Ik weet nog precies hoe ik als aan de grond genageld stond over zoveel poëzie gevangen in een schilderij, en ook hoe ik daarna bijkans delerisch van vreugde werd toen ik het tweede omdraaide en dit het pendant van het eerste bleek te zijn. Tot mijn verrassing keek de lentegodin mij nu met een raadselachtige glimlach aan.
Ik wist niet hoe gauw ik mijn schatten naar mijn geheime vertrek moest zien te toveren, want dat deze dame in de kelder had gestaan louter en alleen omdat ze met mij mee moest, stond buiten kijf. 
Jarenlang heb ik mijn godin mijn diepste geheimen toevertrouwd en talloze verliefdheden bekend. Al moest ik haar nabijheid maar al te vaak node missen. 

Het kon natuurlijk niet uitblijven dat mijn vader op een zeker moment de spijtoptant op de zolder moest ontdekken. Met een grote grijns op zijn gezicht had hij naar de schatten gekeken alsof hij alles weer voor het eerst zag. Hij zei niets over mijn leentjebuur spelen, maar de afbeeldingen van de lentegodin werden onverbiddelijk mee terug naar beneden genomen. 



 

Nu viel dit voorval samen met iets anders dat ik kennelijk niet had mogen doen en dit was vaders woordeloze straf. 
Zo reisde de godin jarenlang op en neer van de kelder naar de zolder en jarenlang werd zij, als ik de strafmaat voldoende vond, weer terugplaatst. Als ik het onverdiend vond kon dat al na vijf minuten zijn. Had ik echt iets op mijn kerkstok, dan besliste ik dat ze maar wat langer beneden moest blijven. Al die tijd ging ik ervan uit dat dit een soort stilzwijgende afspraak was, maar jaren later bekende vader me, dat hij me alleen maar wat had willen plagen en er geen notie van had gehad wat voor ontberingen hij zijn dochter had aangedaan.

Toen ik aan de academie voor beeldende kunst in Breda ging studeren, veranderde mijn smaak en werd ik mijn lentegodin ontrouw. Onverbiddelijk werd ze als een te zoet plaatje afgekeurd en vermoedelijk zal ze op een dag eenzaam in het kabinet van Dokter Caligarie zijn achtergebleven. Sindsdien heb ik haar nooit meer teruggezien. 

Het zou zelfs tot 1976 moeten duren voordat ik opnieuw zou kennismaken met het werk van Leonor Fini. 
Dat najaar klopte op een avond de tekenaar Corstiaan de Vries tegen de winkeldeur van mijn antiekzaak. Onweerstaanbaar aangetrokken tot een paar 18de eeuwse Venetiaanse lantaarns.
 
 
 

Wordt vervolgd op de volgende pagina

* Jammer genoeg kan ik hier niet de afbeeldingen van de lentegodin laten zien.