|
. De
oorsprong van de astrologie
Om
de oorsprong van de astrologie te kunnen begrijpen, zullen we op reis
moeten. Een verre reis. Terug in de tijd. Nee, niet naar de uithoeken
van het uitspansel boven ons hoofd.
Als we de hemel aanschouwen, zien we daar de
flonkering van sterren die de nodige lichtjaren hebben moeten reizen
om ons blikveld te bereiken. Wij zullen echter niet terug hoeven gaan
naar de oorsprong van de hemellichamen, maar naar die van onze eigen
bakermat.
Het
is eigenlijk nogal verwonderlijk dat de mens van nu zelden stilstaat bij
dat allereerste begin. Het is al heel wat dat de meeste onder ons de
evolutie theorie hebben aanvaard en de mythe van Adam en Eva niet meer
letterlijk nemen. Met ons diepgaand onderzoek naar onze allereerste
voorouders komen we in de regel niet veel verder, dan de vaststelling
dat wij inderdaad nog vol apenstreken zitten .
Staan we er ooit bij stil wat het voor die allereerste
mensenkinderen moet hebben betekend om verstandelijke vermogens te
ontwikkelen. Nee toch?
We nemen voor zoete koek aan dat die eerste mensen dit
hele proces zonder noemenswaardige problemen onder de knie hebben
gekregen en van meet af aan een helder zicht hadden op het leven van
alledag. Dat was echter allerminst het geval. En net zoals een pas
geboren jongeling het op een krijsen zet als het tot hem doordringt dat
aan de paradijselijke maanden in de moederschoot een onomkeerbaar einde
is gekomen, zo moet het ook die eerste mensenkinderen zijn
vergaan.
Probeer je eens in te leven in die verre voorouder, die
altijd had kunnen vertrouwen op zijn instinctieve driften. Tot het hem
begon te dagen dat het leven niet meer de vanzelfsprekende
aangelegenheid was die het altijd was geweest. Dat moet een zeer
beangstigende ervaring zijn geweest.
Een dier aanvaardt de gevaren van het leven en
accepteert zijn meestal gruwelijke einde in de wildernis als een
onontkoombaar gegeven. Een menselijk wezen dat zich van de gevaren
om zich heen bewust begint te worden, zal dit besef in eerste instantie
niet als een verrijking van zijn leven ervaren. Hij zal eerder denken
dat hij knettergek aan het worden is. Het moet dan ook een bijzonder
eenzame ervaring zijn geweest, want niet iedereen werd tegelijkertijd
'wakker'. Ik heb ooit eens de vergelijking gemaakt met bloembollen. Deze
komen immers allemaal uit in de lente. Sommige wat vroeger, terwijl
andere echte laatbloeiers zijn. De snelle lieden, van dat eerste begin,
hadden nog niet zoiets als een taal tot hun beschikking. Ze zullen
hooguit wat kreten met elkaar hebben uitgewisseld. Een bemoedigend
praatje was er echt nog niet bij. Het verstand en de daaraan analoge
taallijn moesten nog helemaal ontwikkeld worden. Dat zal met veel vallen
en opstaan gepaard zijn gegaan en uiteraard zullen de meest basale
behoeften het eerst aan bod zijn gekomen. Makkelijk herkenbare
begrippen, zoals dag en nacht, eten en drinken en niet te vergeten het
meest belangrijke van alles: vader en moeder. Dit waren immers de grote
buffers die hun kroost tegen het gevaar beschermden. Zij waren de enige
betrouwbare factor in een wereld die nauwelijks enige beschutting bood.
Onder hun vleugels kon worden uitgerust en teruggekeerd in de
paradijselijke roes der vergetelheid. De last van het bewustzijn was
dermate zwaar dat iedere gelegenheid werd aangegrepen om aan dat enge
gevoel van 'opkomende gekte' te ontkomen.
Nee, het leven in die tijd was bepaald geen pretje, want
de gevaren loerden overal en waren gigantisch. Ze waren gewoonweg té
groot en té onverbiddelijk voor de kleine mens. Een van de eerste
overlevingsstrategieën bestond er dan ook uit om tegenover de
onontkoombare stroom angstimpulsen (waarmee de grijze cellen van het
waakbewustzijn allengs werden gevuld) iets zoets te cultiveren dat hoop
en vertroosting bood: de droomwereld van fantasie en illusie. Zo werd
het eerste projectiescherm opgezet dat ogenblikkelijk werd gevuld met
twee superstars die mijlenver boven de onbeholpen mensenkinderen
stonden.
De een had de krachtige uitstraling en warme kwaliteiten
van een groot beschermheer. De ander, die de koesterende en beschermende
nacht in haar moederlijke schoot verscholen hield, was de meesteres van
het projectiescherm.
Het was geen aards ouderpaar, dat de nog onvolwassen
kinderen beschermden, maar een hemels ouderpaar dat de gehele nog o zo
kinderlijke mensenschaar een broodnodige uitweg voor de dagelijkse
gekte bood.
Door geen
enkel ander fenomeen hadden deze grootheden beter gesymboliseerd kunnen
worden dan door de iedere dag aan de horizon opkomende zon, die de mens
sterkt met zijn stoere kracht op het moment dat hij waakzaam moet zijn
én door de zilveren vertedering van de maan die, als een nachtelijke
deken waaronder het veilig dromen is, de mens omhult in milde
vergetelheid. Zo werden Zon en Maan de eerste projectiedragers van de noodzaak om het onbegrijpelijke mysterie en de verschrikking van het
leven in een voor de mens begrijpelijk referentiekader te plaatsen. Zij
stonden dus als ware beschermengelen aan de bakermat van ons bewustzijn.
Deze eerste indrukken werden dermate diep in ons brein ingeprent dat we,
zelfs nu we aan de vooravond van een nieuw millennium staan, nog steeds
de onvergetelijke invloed van deze oerbeelden met ons meedragen.
Aangezien die
eerste mensen niet alleen met ontzag, maar ook met een groeiende
leergierigheid opkeken naar hun hemelse weldoeners, leerden zij stilaan
de hemelse cycli te herkennen. Dit ging gelijk op met de ontwikkeling
van hun verstandelijke vermogens én de behoefte om over dit alles met
elkaar te communiceren. De mensen begonnen elkaar verhalen te vertellen
waarmee niet alleen de dagelijkse angsten werden bezworen, maar waarin
ook boodschappen verpakt werden over een hogere, zoetere werkelijkheid
dan die van de dagelijkse realiteit. De verdichting van waarheid en
waan vloeiden naadloos in elkaar over en vulden meer en meer het
menselijk brein met een toenemende veelheid aan beelden. Naarmate de
mens zijn individualiteit verder begon te ontwikkelen, ontstond zelfs de
behoefte aan meer ruimte voor deze beelden en zo vormden zich meerdere
bewustzijnslagen. In de bovenste werden de meest verse beelden
opgeslagen, terwijl, in de oudste regionen, de eerste beelden actief bleven,
die zo'n onvergetelijke indruk hadden
nagelaten. Van onze eerste goden: Zon en Maan.
In
de voorchristelijke tijd was dit geloof eigenlijk nog kinderlijk
eenvoudig. Men wees gewoon naar boven, waar de goden straalden vanuit
hun hemelse paleizen: de sterrenconstellaties. Na verloop van tijd
groeide de vruchtbare relatie tussen zon en maan uit tot een zeer
uitgebreid hemels pantheon, dat vanaf de aarde met argusogen werd
gadegeslagen. Iedere beweging van de sterrenwereld werd gewikt en
gewogen en gebruikt als leidraad voor een betere toekomst.
Puur fantasie waren deze bevindingen allerminst. Zoals
dag en nacht hun steeds wederkerende invloed hadden op het menselijk
bestaan, zo begon men steeds meer verfijningen te herkennen. Deze cycli
werden vertaald als bindende boodschappen uit de godenwereld. Hierdoor
werd voldaan aan de dringende behoefte van de mens aan leiding en
structuur, want de nog alles zeer letterlijk nemende mensen van toen
vertrouwden niet alleen volledig op de autoriteit van de hemellichamen.
Zij dichtten hun goden ook allerlei stemmingen toe en waren totaal niet
bewust van het feit dat dit allemaal reflecties waren uit de kokers van
hun eigen brein. Zodra de mens het vermogen daarvoor had ontwikkeld kon
men immers uitrekenen wanneer er weer een zon of maanverduistering zou
komen. Fenomenen waarvan de moderne mens niet echt meer wakker ligt,
maar die voor de toen nog uitsluitend magisch denkende mensenkinderen
uitingen waren van de toorn der goden. Bang en afhankelijk als ze waren
veronderstelden ze namelijk dat die bij wijze van gruwelijke straf hun
gezichten van de mensen afwendden.
Hoe zouden ze deze voor hen zo beangstigende
gebeurtenissen ook anders hebben kunnen interpreteren?
Ze zagen toch zeker met eigen ogen dat het ijverig
plegen van offerandes en boetedoening de goden weer vriendelijk stemde
en zelfs hun terugkeer bewerkstelligde.
Het
moge duidelijk zijn dat door dit soort wonderen het vertrouwen in de
hemellichamen alleen maar aan kracht kon winnen. In dat licht bezien is
het dan ook niet meer dan een logisch vervolg te noemen dat sindsdien de
elkaar opvolgende periodes van natuurlijke voor- en tegenspoed steeds
meer synchroon begonnen te lopen met hemelse cycli. Die op hun beurt met
een steeds grotere accuratesse werden bestudeerd en bovendien steeds
vernuftiger werden geïnterpreteerd.
Het bestuderen van de hemel werd een hoogwaardige
studie, waarin verschillende disciplines, zoals astronomie, religie,
geschiedenis en psychologie onder de noemer astrologie werden samen gevat. Een studie die uiteraard alleen was voorbehouden aan een zeer
ontwikkelde elite, gezeteld rond de hoven uit de oudheid. De koning of
koningin waren immers niet alleen ingewijd in de taal van de goden,
zij werden ook beschouwd als hun aardse afgezanten. Het was dan ook
hun allerbelangrijkste taak de aardse schepselen te behoeden voor hun
toorn en met hen te onderhandelen om eventuele toekomstige gevaren te
voorkomen. Faalden zij echter in hun missie dan betekende dit niet
minder dan dat zij hun goddelijke aureool hadden verloren en dan ging,
royalty of niet, onverbiddelijk hun kop eraf.
Nu
weten wij, mensen van deze tijd, dat geen enkel natuurkundig fenomeen,
(zoals een zon of maansverduistering) zich door een offerande of
bezwering zal laten tegenhouden. Maar voor onze eerste voorouders was
het dus eigenlijk een riskante zaak om de aardse afgezanten van de goden
te zijn. Hier werd echter door de slimme mens alras iets op gevonden.
Tegen de tijd dat men weer eens een bui van opkomende hemelse toorn
verwachtte, ging de koning veilig op tijd met reces en in zijn plaats
werd een niets vermoedende, ongeletterde boer tot zijn tijdelijke
vervanger getroond.
Deze ramkoning werd met alle égards behandeld, maar
op het moment suprème, als het vermeende onheil weer eens over de
aardse stervelingen werd uitgestort, ging onverbiddelijk zijn kop
eraf. Waarna de oude koning triomfantelijk weer op de troon werd
geïnstalleerd.
Uit
dit alles mag blijken hoe vernuftig de mens zijn spel met de goden wist
te spelen en hoezeer zijn vermogen om de waarheid naar eigen believen te
interpreteren en te manipuleren van alle tijden is.
Verder hoop ik dat de lezer oog begint te krijgen voor
de alles overheersende indrukken die onze eerste voorouders te verwerken
kregen en wat voor consequenties die nog steeds hebben voor de mens van
deze tijd.
Er liggen vele duizenden en duizenden jaren tussen toen
en nu, maar de structuren die zich aan het begin van onze
bewustzijnsontwikkeling begonnen te formeren zijn zelfs heden ten dage
nog niet volledig uitgekristalliseerd. Nog immer zijn wij met z'n allen
deel van dat zich nog steeds uitbreidende web vol spinsels. We dreigen
zelfs bijkans overbelast te raken door al die indrukken, die continu en
levensgroot worden afgespeeld op het immense projectiescherm dat bezit
van ons brein heeft genomen.
We zijn het ons niet bewust, maar naast alle nieuwe
impressies, zoals de groeiende fascinatie voor virtual reality, zijn
ook nog steeds de programma's van die eerste archetypen actief. Dat
zal net zolang doorgaan tot wij onze projecties leren herkennen en
doorzien. Pas hierna zullen we ons brein kunnen ontlasten door heel
wat overtollige ballast overboord te gooien.
En
hier ligt een taak voor de moderne, analytische astroloog, die niet tot
doel behoort te hebben in de toekomst te kijken louter om die te
bezweren, of voor eigen materieel gewin te manipuleren, maar die de mens
weer in contact kan brengen met zijn oorspronkelijke kern. Het grote
drama van deze tijd bestaat er namelijk uit dat er onder ons velen zijn,
die door de overdaad aan beeldmateriaal zo vervreemd van zijn geraakt
van hun roots, dat ze behoorlijk in de problemen zijn gekomen.
Als geen andere discipline die zich met de menselijke
geest bemoeit, bezit de astrologie hier de juiste handvatten voor. Zij
kent immers dat hemelse projectiescherm tot in de puntjes.
Ook al zal menig astroloog dit niet graag gezegd
willen hebben: zij bestaat er immers voor de volledige 100% uit.
Ooit,
aan het begin van ons bewustzijn waren de beelden op dit scherm nog
kinderlijk eenvoudig en waren het voornamelijk de omlooptijden van zon
en maan die in kaart werden gebracht en waar vervolgens naar werd
geleefd. Maar al naar gelang het menselijk brein meer indrukken kon
bevatten werden de structuren ingewikkelder en ontstond het web dat door
duizenden jaren overlevering aan magische kracht kon winnen, omdat de
beelden niet alleen collectief door de mens werden opgeslagen, maar
uitgroeiden tot volledige programma's. Ze werden betrouwbaar bevonden
omdat ze, door de tijden heen, door de mens op hun merites werden
getoetst en wel bevonden.
Zo was dat toen en zo is het nog steeds.
Met andere woorden: de astrologie houdt zich niet
bezig met de vermeende mysterieuze invloed van de hemellichamen op de
mens. Het is precies andersom: de astrologie houdt zich bezig met het
projectiemechanisme waarmee de mens zich op de sterren heeft
verlaten.
Het zijn
dus niet de sterren die ons leven beïnvloeden. Het is de psychologische
lading die wij op de sterren hebben geplakt.
Berust
dan alles wat in de sterren staat geschreven op leugen en bedrog?
Nee! Integendeel!
De kracht waarmee de mensheid haar eigen
psychologische natuurwetten heeft gevormd en op externe archetypen
geplakt is onvoorstelbaar. Het magische aspect kon hierdoor worden
ingebed in patronen die (door de overlevering van duizenden en
duizenden jaren) een zeer grote realiteitswaarde ontwikkelde. Voor
iemand wiens astrologische kennis niet verder gaat dan wat onzinnige
rubriekjes in de krant zal dit abracadabra zijn, maar degene die zich
serieus met de astrologie begint bezig te houden wordt ogenblikkelijk
getroffen door de verbluffende trefzekerheid waarmee men iemands
karakterstructuur kan ontleden aan de hand der sterren.
|
|